woensdag 22 december 2010

Leer Energie

Het zingt en zoemt door de kamer en je krijgt er een hele grote grijns van op je smoel. Ra ra ra, wat is dat? Een flinke portie Filipijnse ‘leer-energie’. Ook wel te herkennen aan veel gejoel, gelach, geconcentreerde gezichten, lastige vragen en slimme opmerkingen en de onwaarschijnlijke wil om dagen van 12 uur te maken.



Taal barrieres (3x)
Dat maakt een workshop organiseren in de Filipijnen zo leuk, en zo anders. Natuurlijk zijn er ook practische verschillen, zoals bijvoorbeeld het eewige gebrom van de airconditioning die altijd te koud staat en te veel herrie maakt.

Een ander verschil is de taal. Dat zit hem bijvoorbeeld in de namen van dingen. Men heeft het hier over meta cards, pentil pens, manila paper en icebreakers, ipv kartonnen kaartjes, stiften, flip charts en energizers.
Het zit hem ook in het taalgebruik, dat erg wordt beinvloed door culturele gevoeligheden – nooit elkaar afvallen in het openbaar, altijd beleefd blijven ook al ben je het er niet mee eens, en elkaar de ruimte geven om eindeloos te blijven praten zodat geen enkel tijdschema stand houdt.

Dat betekent trouwens ook dat een junior niet snel commentaar zal geven, en netjes wacht tot het management en de directeuren hebben gesproken. Gelukkig houden niet al mijn collega’s zich hieraan. Gender-barrieres zijn er trouwens ook. De vrouwen zijn hier in de NGO wereld aan de macht, dus meer aandacht voor participatie van mannen kan af en toe geen kwaad.

Nog een ander taalverschil is dat men graag in de eigen taal spreekt, in plaats van het Engels. Voor mij ook erg herkenbaar. Ik snak af en toe naar een lekkere Nederlandse discussie, maar als Nederlander ben ik hier in de minderheid.

Energie dipje?

Al die barrieres of verschillen zorgen soms voor stroeve discussies en starende blikken. Gelukkig zijn er trucjes om de leer energie weer op te stoken. Een van die trucjes zijn de zogenoemde ‘icebreakers’. We noemen ze in Nederlandse workshops ook wel energizers. Het zijn dansjes, liedjes, spelletjes of gewoon even elkaars nek en schouders masseren. Filipino’s zijn heel creatief en iedereen kan zo een standaard pakketje icebreakers uit de mouw schudden. Moeilijk is het niet, want men ligt hier om helemaal niets al in een deuk. Zo ook bij elke willekeurige icebreaker. Ideaal om uit een energie dip te komen dus.

Een andere goede methode is veel discussie. Het kost soms even om die op gang te brengen, maar als de motor loopt, dan is hij niet meer te stoppen. Een goed recept voor losse tongen is een discussie in de lokale taal (jammer voor mij!). Zo krijg je in korte tijd van alles door de zaal: kritiek op het overheidssysteem (met ambtenaren in de zaal!), tranen vanwege onmogelijke samenwerking met een knorrige burgemeester, en een grote (ietwat beschaamde) grijns van een project medewerker als ze verteld dat van de honderden geplante mangroves er nog 2 overeind staan na een zware storm.

Een derde is groepswerk. Een workshop is niet compleet zonder de nodige ‘manila papers’ vol gekleurde ‘meta cards’ en een presentator die glimmend van trots de resultaten oplepelt. Uiteraard horen daar allerlei creatieve applaus-ritmes bij (zacht-hard, 3 klappen en een yes!, met de voeten stampen etc). En men zal niet rusten voordat iedereen zijn of haar output heeft gepresenteerd, ook al betekent dat tot 10 uur ’s avonds doorwerken. Ik sta er soms versteld van. De fout om het applaus te vergeten of een groep over te slaan wegens tijdgebrek maak ik niet nog eens. Dat wordt me niet in dank afgenomen!
Voedingsbodem
Dit soort ervaringen, in combinatie met successen en positieve ervaringen van deelnemers, geeft stof tot nadenken. Het is de perfecte voedingsbodem voor goede leer energie. Dit soort workshoppen zijn bijzonder, want ze vallen meestal buiten elk project budget. Daarom is het belangrijk de leer energie vast te houden.

Het geeft mij als ‘young professional’ ook een hoop leer energie. Dat is nodig in een omgeving die zo anders is dan ik gewend ben en waar ik nog elke dag zoveel nieuwe dingen leer. Maar de energie na het organiseren van zo’n workshop is bij mij tijdelijk ook even op. Daarom ga ik eerst eens goed van de kerstvakantie genieten! Ik twijfel er niet aan dat mijn steeds langere to-do lijst er volgens jaar ook nog is.

Afgelopen december heb ik als belangrijk onderdeel van mijn werk hier een 8-daagse workshop georganiseerd met zo’n 40 deelnemers en verschillende gastsprekers. Het was een hele klus, maar heeft mij en de deelnemers ook een hoop energie gegeven. Lees een verslag van de workshop in mijn blog op oneworld.nl.

zaterdag 13 november 2010

Het openbaar vervoer

Jeepney
Een kennis uit Nederland noemde Manilla van de week ‘een vieze stinkstad’. Eigenlijk zou ik nu het liefst pagina’s vol schrijven en je ervan overtuigen dat hij absoluut ongelijk heeft. Dat ik geen idee heb hoe hij er bij komt! Maar hoe graag ik het ook wil ontkennen, dat gaat niet. Hij heeft gelijk. Manilla is een vieze stinkstad. Zelfs een van de vieste steden die ik ken.

Die stank wordt grotendeels veroorzaakt door het verkeer. Behalve stank veroorzaakt het verkeer ook files en daarmee een hoop ergernis. Een kleine introductie in het verkeer van Manilla aan de hand van een voorbeeld: mijn persoonlijke woon-werk verkeer. Ter vergelijking geef ik je ook de samenvatting van mijn – niet ideale – Nederlandse situatie (pendelen tussen Wageningen en Den Haag); half uur fietsen – 1 uur en 15 minuten met de trein – inclusief een onmogelijke overstap van spoor 4 naar spoor 18 – en dan nog eens 10 minuten lopen. Al met al was ik daar 2 uur enkele reis mee bezig. Behoorlijk heftig dus. Alles beter dan dat?

In eerste instantie zou je zeggen van wel. Zeker gezien de afstand tussen mijn huis en het werk hemelsbreed maar een paar kilometer is. Relaxed! Toch? Niet echt dus. Het verkeer van Manilla is heftig, heel heftig. En daarmee dealen – zonder jezelf het ziekenhuis in te werken – is een kunst op zich. Een overzicht van mijn woon-werk verkeer mogelijkheden:

1) eigen auto – als ik die zou hebben…

2) met de fiets – durf ik niet. Bepaalde delen van de route zijn gewoon te gevaarlijk tijdens de spits, en achter een vieze vrachtwagen de heuvel op fietsen om vervolgens met een zere keel, zwarte neus en doorweekt shirt op het werk aan te komen is niet ideaal.

In de jeepney
3) de jeepney – naast vrachtwagens een van de grootste vervuilers op de weg. Het is een kruising tussen een jeep en een open busje, ze rijden vaste routes, er passen zo’n 20 personen in en je kunt overal langs de route in- en uitstappen. Er rijdt zo’n jeepney van mijn huis langs mijn werk, en voor 10 Pesos (18 cent) ben ik op het werk. Nadeel is dat hij overal stopt en vaak wacht tot er nieuwe passagiers zijn. Al met al ben ik voor een paar km zo’n 3 kwartier onderweg met dat ding. Als het file is (en dat is eigenlijk altijd tijdens de spits) dan zit je echt midden in de uitlaatgassen, zo’n jeepney is namelijk van alle kanten open, en produceert zelf behoorlijk wat luchtvervuiling.

4) de taxi – niet echt openbaar vervoer, maar toch een beetje. Taxi’s zijn relatief prettig – want de meeste gebruiken een meter, en je hoeft niet voor elk ritje over de prijs te onderhandelen. Ook hebben ze airco, zit je uitlaatgas-vrij en lekker koel in de file. Met de taxi ben ik voor 1,25 EUR in 20 minuten op het werk. Duurder, maar ook luxer en een investering in de gezondheid: geen vervuiling, anti-stress etc. Taxi’s hebben ook nadelen. Met de taxi gaan kan je ook vergelijken met Russische roulette. Je weet nooit wat voor chauffeur je treft. De meeste chauffeurs hebben een 24 uur op – 24 uur af schema. Dat wil zeggen dat ze 24 uur taxi rijden en dan 24 uur vrij hebben. Ze beginnen rond een uur of 2 ’s ochtends en gaan dan door tot 2 uur de volgende dag. Als je ’s avonds laat een taxi neemt, dan weet je dat de chauffeur al niet zo helder meer is. Ik heb al vaak mijn hart vast gehouden tijdens ritten die leken op spannende achtervolgingsscènes uit de film, of op autocoureur computerspelletjes. Tot nu toe altijd een happy ending zonder dat er extra levens nodig waren…

Sardientjes in de metro
5) de metro – eigenlijk het beste openbaar vervoer. Luxe airconditioned wagons die minimaal elke 10 minuten rijden. Nadeel is dat hij niet naar mijn werk gaat, en het tijdens de spits doet denken aan sardientjes in blik. Als je de spits ontwijkt, dan is het perfect, bijvoorbeeld om naar het business district van de stad te gaan. Heerlijk om de files op de ringweg voorbij te zoeven en over de stad uit te kijken. En ongelofelijk maar waar: mannen staan op voor vrouwen, kinderen en ouderen.

Van het bovenstaande lijstje is de taxi het meest ideaal, maar zeker niet perfect. En ik neem ook vaak genoeg de jeepney. In beide gevallen mis ik de frisse Nederlandse ochtendfietstocht door het binnenveld naar het station en het wakker worden in de schone trein met koffie en krant. Nooit gedacht dat ik nog eens naar de NS zou verlangen…

maandag 1 november 2010

Bruine kroeg

In Nederland zit op elke hoek van de straat wel een bruine kroeg of dorpscafe. Hier vind je vooral tl-verlichte karaoke bars en fastfood restaurants. De bruine kroeg is hier verstopt in een donker hoekje en er zijn weinig Filipino’s die het concept waarderen. Gelukkig zit er zo’n kroeg vlak bij mijn huis, zodat ik – bij gebrek aan fiets – na een avondje kroeg lopend naar huis kan.

Conspiracy, de kroeg bij mij om de hoek, is speciaal-bruin. Er is elke avond live muziek, van het alternatieve soort. Er is een groen tuinterras waar je voor een prikkie heerlijke vegetarische curry, chapati’s en tempura kunt eten, en ook het bier is prima betaalbaar. Eigenlijk is Conspiracy een kunstenaars collectief met meer dan 400 eigenaars. Niet verwonderlijk dat het publiek vooral oude milieuactivisten en NGO types zijn, en ik me er prima thuis voel.

Joey Ayala
Mijn favoriete artiesten zijn Noel Cabagnon – die elke woensdag optreed – en Joey Ayala. Noel en Joey zijn beide oude rotten in het vak, en hebben prachtige liedjes geschreven. Ze zingen over de liefde, over het milieu, over onrecht en over hun idealen. De liedteksten zijn in het Tagalog, maar gelukkig zijn er vertalingen vooraf, ter ere van de Nederlandse fans in de zaal. Resultaat is wel dat er soms meer gepraat wordt dan gezongen. Niet zo erg, want de Filipijnse humor is altijd en overal aanwezig, ook in Conspiracy.

Een van mijn favoriete nummers (geschreven door Joey) is het nummer Simpleng Yaman – eenvoudige rijkdom. De tekst – vrij vertaald – gaat als volgt:
Ik ben een miljonair van zand
En penningmeester van de waterkant
Mijn huis is enorm, want
Ik vaar met de boot van de eetzaal naar de keuken
Het is eenvoudig

Ik ben opgeleid en intelligent
Ik weet altijd hoe laat het is
Mijn medaille is in de visserij
En als vader ben ik cum laude geslaagd
Het is eenvoudig

Eenvoudige rijkdom
Rijke eenvoudige
En jij bent mijn erfgenaam
Van alles wat je ziet

Dit is wel heel vrij, want mijn tagalog en google translate zijn maar beperkte middelen voor dit soort poezie. Wil je ook eens naar Joey of Noel luisteren? Check dan youtube of kom langs!

dinsdag 19 oktober 2010

De paden op, de lanen in

Bij gebrek aan alpenvakantie dit jaar, besluit ik dat het goed is om ‘even een weekendje Maleisie te doen’ om daar een berg te beklimmen. Die berg is niet zomaar een berg; het is een 4000-er. Als je een klimmer bent, dan zeg je nu ‘aaahhhh!!!’ en begrijp je waarschijnlijk heel goed dat ik even naar Maleisie op en neer ben geweest.



Het doel van mijn weekend-vakantie heet Mount Kinabalu. Een mooie granieten dinosaurus van 4095 m hoog. Het is een wandelberg, maar huisvest ook de ’s werelds hoogste via ferrata. Voor wie niet bekend is met dit fenomeen: het is een parcours door een rotswand met veel ladders, kabels en bruggen, en in dit geval op 3700 m hoogte. Een groot speelparadijs waar ik samen met ‘partner in crime’ E.H.Z. van ga genieten.

Heel veel trappen...

De Kinabalu ligt in een prachtig natuurpark, met regenwoud, watervallen en diepe ravijnen. Het eerste deel van de route genieten we van de bomen, varens, beekjes en vleesetende planten. Hogerop wordt het droger en kouder, en nemen naaldbomen en kleiner struikgewas de berghelling over. Ook de rotsen veranderen van kleur; van bruin/grijs naar geel.

Na 3 uur, 1400 hm en 5,5 km komen we bij de boomgrens. Daar staat de hut waar we overnachten. Maar eerst nog verplicht een proefrondje via ferrata afwerken en een overheerlijke maaltijd naar binnen schuiven. De sla, sinaasappel, lam, noodels en soep met stokbrood smaakt extra lekker als je bedenkt dat dit met liefde door lokale dragers omhoog is gesjouwd. Om 8 uur gaat het ligt uit, want de wekker staat op 2 uur.

Zonsopgang
Ik stap met een goed been uit bed, want ik ben redelijk fris en de rest van de route naar boven gaat als een trein. Het is heerlijk om over de enorme granieten plaat naar boven te lopen en de frisse ochtenlucht in te ademen. In 2 uur, 800 hm en 3 km staan we op de top. Het is iets na half 5. Waarom zijn we nou zo snel? Nu is het nog ruim een uur wachten op zonsopkomst, en het is koud zonder muts en wanten (die liggen thuis in NL in de opslag...). Gelukkig worden we beloond met een prachtige zonsopkomst. Snel weer naar beneden, richting het speelparadijs.
Op de top. Brrr...

We gaan als een speer door de via ferrata. Het in en uitklikken van de karabiners voelt vertrouwd, net als het graniet onder mijn voeten en vingers. Ook het ritme van de bergen is heerlijk, af en toe een snickers, een foto en dan weer door. Het wordt steeds warmer, en het is pas 8 uur ’s ochtends. Dat belooft nog wat voor de afdaling vanmiddag.

Na een lunchpauze bij de hut lopen we in nog eens 2 uur naar beneden. Onze gids (een vrouw) roemt ons om ons tempo, ze is blij dat ze lekker vroeg thuis is vandaag.


In de speeltuin


Volgend weekend is de jaarlijkse‘climbathon’ waarbij het de uitdaging is zo snel mogelijk op en neer de berg te beklimmen. Snelste tijd uit 2009 staat op 2 hr 40 min. Hoewel ik trots ben op mijn eigen snelheid (gidsjestijd), denk ik dat ik de climbathon maar oversla dit jaar.


dinsdag 12 oktober 2010

350 Global Work Party

Op 10/10/10 worden dit jaar in 188 landen 7347 activiteiten georganiseerd. Allemaal staan ze in het teken van klimaatverandering. Als rasechte activist ga ik natuurlijk op zoek naar een actie bij mij in de buurt. Via de website vind ik al snel iets op loopafstand, toch een voordeel van zo’n megastad Manilla. Daar is altijd iets te doen! En dit keer zonder uitstoot of files, dus goed voor mijn ecologische voetafdruk.

Ik kom terecht bij de 350 Pilipinas Now! Global Work Party op Quezon Memorial Circle. Een goed initiatief, maar tijd en plaats hadden niet slechter kunnen zijn. Het is namelijk de 100e werkdag van PNoy, onze nieuwe president. En zijn feestje is pal naast dat van ons. Maar we treuren niet, want er is gratis vuurwerk en achtergrond muziek, en stiekem hopen dat hij ook even bij ons komt party-crashen. Dat doen z’n bewakers in ieder geval wel. Dus wie weet!?

Ons feestje is klein, maar fijn. Twee stoere ‘Greenpeace mannen’ vertellen over ‘global warming’, spaarlampen, UNFCCC, IPCC, KP en 350 ppm. Zouden de van straat geplukte skaters naast me weten waar die afkortingen voor staan? Ik word er in ieder geval wel warm van, moet ik bekennen. Maar heeft dat dan met die knappe man of met ‘global warming’ te maken?
  
Naast gezellig is het ook nog leerzaam. Zo kom ik van alles te weten over het verschil tussen ‘garbage’ en ‘waste’ (euhm, afval en… afval?), en weet ik nu dat ik 6 maanden de bak in kan gaan als ik mijn afval niet scheid. Toch maar gaan composteren dus. Heb ik meteen organische mest voor de tomaten die ik nog steeds moet gaan verbouwen. Weet niet of ik ze ooit op ga eten trouwens, want tomaten die in de vervuiling van Manilla groot groeien, zijn vast niet EKO…

dinsdag 28 september 2010

I’m a legal alien

“Hi, it’s you again!” Ik schrik op vanuit mijn dagdroom en glimlach naar de kale man in de geruitte broek die me bemoedigend toeknikt. We zitten in hetzelfde schuitje en hebben elkaar al vaker gezien vandaag: in de rij bij loket 38 voor het inleveren van de aanvraag van de ACR-I card (alien certificate of registration identity card), bij loket 40 (geen idee wat ik daar eigenlijk deed, behalve dan beleefd knikken en luisteren naar de verhalen van de ambtenaar over zijn bezoeken aan Rotterdam en wachten tot in naar het volgende loket mocht), in de rij bij het kopieerapparaat (2 copies each, from your AEP, the OR of your AEP, from your passport and visa), bij loket 43 waar ze je digitale vingerafdrukken en foto nemen, bij de te dikke man in de groene bloes die al je vingerafdrukken nog eens 2x met echte inkt overdoet, bij de kassa om te betalen voor de application fee, research fee, express lane fee en implementation fee (loket 41), en vervolgens in de wachtkamer van Mrs S in het andere immigratie kantoor.



Ik zit in die wachtkamer, omdat ik haast heb om mijn ACR-I card te krijgen, en ik niet van plan ben om over een week nog eens terug te bellen of de kaart al klaar is. Ik wacht namelijk al 3,5 maand. En als je haast hebt, dan moet je naar Mrs S in het andere kantoor, 3e verdieping achterin, vlak bij de airco. Mrs S is kennelijk in een goede bui. Want al na een half uur wachten kan ik terug naar het hoofdgebouw, waar ik slechts 2 loketten langs hoef om vervolgens opnieuw langs 3 verschillende bureaus te gaan in het kantoor van Mrs S. En na nog zo’n 20 minuten wachten, krijg ik de boodschap dat ik in het hoofdgebouw mijn papieren opnieuw mag inleveren en de afhaaltijd van mijn kaart te horen krijg (alweer bij loket 42, dat weet ik inmiddels te vinden). Dat is een goed teken. Heel misschien, met een beetje geluk, krijg ik vandaag nog mijn ACR-I card.

Die kaart is de laatste stap in het proces om het komende jaar legaal in dit land te mogen werken. Dat process is begonnen op de dag dat ik mijn contract teken, begin juni. Ik ben dan nog niet in de Filippijnen, maar de aanvraag voor een AEP – een alien employment permit – wordt voor de zekerheid alvast ingediend. Na veel ellende voor collega M. en een paar weken wachten voor mij, is de AEP er. Inmiddels ben ik ook al een paar weken in de Filippijnen. Nu is het appeltje eitje, denk ik dan nog. Maar goede moed zakt snel in je schoenen als jehier met het immigratie kantoor te maken hebt. Na het indienen van de aanvraag om mijn toeristenvisum (9a) om te zetten naar een business visum (9g commercial), moet ik op een hoorzitten verschijnen. De advocaat is erg geinteresseerd in mij; dat blijkt vooral uit zijn vragen (Are you single? Can I have your phone number?) en zijn lichaamstaal (hij staart voordurend naar mijn borsten en likt daarbij verlekkerd zijn lippen). De aanvraag is al snel goedgekeurd en ik hoop dat mijn vriendelijke glimlach voldoende is voor de advocaat om mijn aanvraag goed in de gaten te houden.

Na een pijnlijke stilte van 1,5 maand is mijn toeristenvisum (9a) bijna verlopen en moet ik dat verlengen. Ik zie het nog niet gebeuren dat ik mijn andere visum voor die tijd al heb, dus opnieuw een bezoek aan... het immigratie kantoor. Na nog eens een paar weken wachten, texten met de advocaat, bellen met de mensen van het immigratie kantoor en nog meer texten, bellen en wachten (en een incidentele huilbui en woede aanval) is het moment daar: mijn 9g visum is goedgekeurd en kan geimplementeerd worden. Jammergenoeg kan ik een bezoek aan de advocaat niet ontwijken, een van de documenten heeft toch nog een verkeerde datum. De advocaat is duidelijk blij me te zien; ik mag naast hem komen zitten en hij houdt verlekkerd mijn hand vast, terwijl hij naar mijn borsten staart. Tja, hoe te handelen in zo’n situatie? Wat te doen om zo beleefd mogelijk aan zo’n man kunt ontsnappen, terwijl hij wel zorgt voor de juiste papieren? Een tip (mocht je ooit nog eens in zo’n situatie terecht komen): ga nooit alleen, glimlach beleefd, ontwijk uitnodigingen voor afspraakjes en stel vragen over zijn vrouw en kinderen, en verander je telefoonnummer nadat je klaar bent met de hele toestand.



In het kort nog even de samenvatting van de visum implementatie procedure: 6 loketten, 2 keer betalen (voor application en implementation) en een dag lang in verschillende rijen staan, kastjes, muren, wachten, smeken en bidden.

Al sinds het begin van mijn contract zijn collega M. en ik hard bezig om van mij een legale ‘alien’ te maken. Zoals je inmiddels begrijpt, is dat dus een hele toestand gebleken, en dat geldt niet alleen voor mij. Tijdens al die bezoeken aan het immigratie kantoor zie ik telkens dezelfde mensen, ze kijken net zo verdwaald als ik, en stellen net zoveel vragen waarbij ze net zo fronsen met hun wenkbrauwen als ik. Want het systeem is onbegrijpelijk en ook nog eens belachelijk duur, ik heb inmiddels een kleine 700 euro uitgegeven, en daarbij tel ik nog niet eens de werkdagen (minimaal 6) die ik al wachtend op het immigratie kantoor heb doorgebracht. Conclusie na 3,5 maand bureaucratie: zorg voor een dikke portemonnee, heb geduld, neem een tussenpersoon in de arm (dat doen de meeste mensen hier en had mij een hoop frustratie gescheeld) en gebruik de samenvattende brochure die het process uitlegt voor het krijgen van een business visum als toilet papier.

maandag 20 september 2010

De balans opmaken


Paradijs!

Na drie maanden Filippijnen is het tijd om de balans op te maken. De beste manier om dat hier te doen is natuurlijk in een bamboe hutje op het strand, met een coctail, een paar palmbomen en de klassieke zondsondergang. Een andere aan te raden locatie is al zwemmend tussen de koralen en tropische vissen. En laat ik nou toevallig afgelopen weekend op een –bijna– onbewoond eilandje gestrand zijn, met goed gezelschap, een kano, duizenden vissen die allemaal Nemo heten en een snorkel! Alleen de coctail ontbreekt, al zijn onze fantasien over margarita’s zo realistisch dat ik ze bijna kan proeven...

Drie maanden Filippijnen. Wat is dat eigenlijk snel gegaan! Ik heb inmiddels een huis, waar ook al een paar meubels in staan en waar ik samen met huisgenoot B Nederlands eten kook als we daar zin in hebben. Voor mijn werk heb ik een aantal projectgebieden bezocht, trainingen bijgewoond en gegeven en op nationaal niveau een paar belangrijke mensen ontmoet. Ik heb veel van het land gezien: gesnorkeld, gedoken, door de bergen gelopen, een typhoon en aardbeving meegemaakt (beide stelden voor Filippijnse begrippen weinig voor, maar toch), mijn keel schor ‘gekaraoked’ en ik heb urenlange busritten, bootritten en vliegtuigritten gemaakt. Ik heb eten ontdenkt en geproeft dat ik niet kende: rijstcake, cassave cake, buko ice cream, halo-halo, adobo, buko pie en heel veel soorten vis, groente en fruit – mangosteen, rambutan, lansones, marang, en durian (bah!). Ik heb al vele avonden mogen genieten van lokale muzikanten. En ik heb de gastvrijheid, hartelijkheid en humor van de Filipino’s leren kennen. Wat een feest!


En nog meer paradijs...

Maar het is ook wel eens niet zo leuk geweest. Ik wacht nog steeeds op mijn visum, zodat ik mijn spullen (fiets, kleren, hangmat, klimspullen) hier naar toe kan laten verschepen. En gezien de snelheid van de procedures hier verwacht ik de boel niet meer voor de kerst. Frustrerend. Ook de files en de vervuiling en de hitte en de mensenmassa’s van Manila zijn ergelijk, en een tripje buiten Manila voelt al snel als een bevrijding uit de gevangenis waarin ik woon. Het werk is soms lastig, omdat ik de taal niet spreek en de ‘eeuwige buitenlander’ ben – en blijf. Het is lastig als mensen met een camera voor je neus staan of naast je gaan staan om te poseren, terwijl je net probeert een opdracht aan een werkgroepje uit te leggen. “Wat doe ik hier eigenlijk?” denk ik dan...


Smile...

Tja. Wat doe ik hier? Dat is een goede vraag voor een zonsondergang-moment op een –bijna– onbewoond eiland. Soms weet ik het niet, of niet echt althans. Dan heb ik zin om naar huis te gaan, naar lange zomeravonden, de herfst en winter, naar boterhammen met kaas en gure fietstochten door het natte bos, naar vrienden en eindeloze zaterdagen vol met koffie en taartjes, naar het lezen van de volkskrant ’s ochtends in de trein en naar poes Mickey, die nu een nieuw baasje heeft en mij allang vergeten is...


Mmmm....

Maar die moment zijn in de minderheid. Over het algemeen weet ik precies wat ik hier doe: ik ben aan het genieten, aan het leren, op avontuur aan het gaan, de wijde wereld aan het verkennen, nieuwe mensen aan het ontmoeten, meer inzicht en diepgang in het werk van een ontwikkelingsdeskundige aan het krijgen en misschien ben ik zelfs wel de wereld een stukje beter aan het maken. En ik besef op dat strand tijdens die zonsondergang, dat dit een uniek moment in mijn leven is, en dat ik dat moment wil koesteren en er alles eruit wil halen wat erin zit. En dat ik soms ook best even naar een boterham met kaas mag verlangen. Want dat is het leven (met goede en slechte tijden) en daarom is het zo mooi zoals het is.

zondag 19 september 2010

Mainstreaming DRR&CCA in CRM – of hoe breng je 60 Filippijnse vissers van de wijs



Het leuke van werken in het ‘Zuiden’ is dat je je ideeen direct kunt uitproberen. Zo liep ik al een tijd na te denken over hoe we twee concepten op een ‘simpele, doch doeltreffende’ manier kunnen integreren (bij elkaar of in een ‘ander soort project’). Ik heb het over de concepten waar mijn werk continue om draait: het verminderen van de risico’s van een ramp en het aanpassen aan klimaatverandering (in vaktermen heet dit DRR – disaster risk reduction en CCA – climate change adaptation). Met hetzelfde was ik in mijn vorige baan ook al bezig, maar daar bleef het erg abstract, want ik kon me weinig voorstellen bij wat DRR en CCA (en het integreren/mainstreamen van beide) in de praktijk zou betekenen. Die praktijk kende ik namelijk niet. Nu leer ik die steeds meer kennen, en dat is leuk!

Vorige week had ik de kans om mijn denkwerk in de praktijk te brengen en uit te testen op een groep van 60 vissers uit Zamboanga (een regio in het zuidwesten van de Filippijnen). Omdat het voor mij te gevaarlijk is in Zamboanga (blanke mensen zijn erg geliefd onder kidnappers, want daar valt veel geld aan te verdienen – en ik ben niet van plan iemands persoonlijke ‘livelihood project’ te worden), komen de vissers naar Davao. Daar werk ik samen met een klein groepje trainers om drie dagen lang te vertellen over DRR, CCA en integratie van beide in het ‘coastal resource management’ (CRM) werk van de vissers.

Vanuit CARE ben ik hier als mainstreaming adviseur de ‘main resource person’. Dat klinkt wel goed en zo voelt het ook. Ik merk al snel dat mijn werk eigenlijk al begint bij het trainen van de project medewerkers. Ook zij hebben namelijk weinig kaas gegeten van het mainstreamen van DRR en CCA. Gelukkig heb ik dat inmiddels wel. Tenminste, dat moet gaan blijken uit de training. De test is geslaagd als er bij de vissers een knopje omgaat, ze een soort eureka moment ervaren, ze het licht hebben gezien... Maar misschien is dat wel te ambitieus?


Vissers presenteren hun 'seasonal calendar'

Als je iets wilt mainstreamen, dan moet je dat in alle fasen van de project cyclus doen (assessment, analysis, planning, implementation, evaluation). Omdat behalve DRR en CCA ook het idee van de project cyclus nieuw is voor de vissers, leg ik het uit aan de hand van een concreet voorbeeld: Stel je voor, je wilt iets doen om je natuurlijke omgeving op een duurzamere manier te beheren. Je kijkt om je heen, en maakt een ‘assessment’ van je situatie: wat heb je, wat levert iets op en wat is kwetsbaar? Hierin neem je ook bedreigingen (storm, overstroming etc) en hun impact (beschadiging van huizen, boten, oogst) mee. Je analyseert vervolgens wat er nodig is en wat haalbaar is om te doen zodat je ecosysteem gezonder wordt. Conclusie: het planten van mangrove lijkt een goed idee, want mangrove zorgt voor een gezond ecosysteem, kan bovendien economisch interessant zijn en het beschermt het dorp tegen grote golven en typhoons.


Mangrove planten

Maar... als je mangrove gaat planten, dan moet je ook het risico van die activitiet goed analyseren. Want als je mangrove plant in het storm seizoen, dan heb je grote kans dat de golven en wind de jonge boompjes wegspoelen. Dat is het einde van het project en zonde van je investering. En... als je mangrove plant, dan moet je ook goed nadenken over de lokatie: als je mangrove in een riviermonding plant, te dicht op elkaar of op een verkeerde plek, zodat de rivier zijn water niet meer goed kwijt kan, dan kan dat juist overstromingen in het dorp veroorzaken. In dat geval vergroot je juist het risico op een ramp voor de dorpsbewoners, in plaats van dat je het risico kleiner maakt.

Die analyse neem je mee in je plan. Vervolgens ga je implementeren – de mangrove planten in het juiste seizoen en op de juiste plaats. Daarna is het tijd om te monitoren en evalueren – kijken wat het effect van de mangrove is: verbetert het ecosysteem echt (meer vissen, meer soorten vis)? Is de mangrove goed geplant en overleven de boompjes? Is het dorp nu veiliger van overstromingen en stormen? Zijn er andere dingen verandert door het project of daarbuiten? Misschien worden de stromen steeds heftiger, bijvoorbeeld door klimaatverandering? Of is er illegale kap van mangrove of illegale visserij en moet je daar aandacht aan besteden? In dat geval kan je je project aanpassen of een nieuw project bedenken.

Dat is heel concreet mainstreamen. Simpel, toch? Kort samengevat: je neemt bij elke stap in de project cyclus risico’s van rampen en klimaatverandering zo goed mogelijk mee, en zorgt ervoor dat je project geen risico loopt (wegspoelen van mangrove boompjes), en dat je project ook geen risico vergroot voor de dorpsbewoners (overstroming van de rivier). Als dit wel het geval is, dan pas je je project zo goed en zo kwaad als het kan aan. Heb je al een eureka moment? Volgende keer als ik het heb over mainstreamen, weet je dan precies wat ik bedoel?


Eureka!

Na de training heb ik zelf in ieder geval wel een eureka moment. Ik vind mijn denkwijze erg logisch (met veel dank aan CARE medewerkers in NL die ook al vele uren denkwerk hierover hebben verricht). Maar de vissers zien vooral sterretjes. Het duizelt hen door de vele concepten, het gebrek aan ‘supply of English’ (da’s de lokale grap hier) en het drie dagen stil zitten op een stoel en luisteren naar academisch geschoolde types zoals ik, die nog nooit van hun leven een vis hebben gevangen (alleen ooit eens toen ik 8 was, maar ik ben nooit een serieuze visser geweest en ik geef toe dat ik ook geen held ben in het eten van vis, het is zo’n gedoe met al die graten, ingewanden, vinnen en ogen...).

Tja. Jammer van de vissers met hun sterretjes. Maar ik vind het wel een goed begin, want bij velen is er zeker wat blijven hangen , en ik ben zeker op de goede weg met mijn mainstream verhaal hier in de Filippijnen. Ik hoop dat de project medewerkers wel het licht hebben gezien, zij kunnen straks bij het planten van de mangrove, het aanleggen van ‘fish sanctuaries’ en het creeeren van artificiele koraalriffen hopelijk meedenken over de risico’s van rampen en klimaatverandering en dit meenemen in de analyse, planning en implementatie van het project. Voor mij is de volgende kans het trainen van lokale overheid uit diezelfde regio. Hopelijk hebben ze meer ‘supply of English’ en een groter vermogen om 3 dagen stil te zitten en te luisteren. Ik heb goede hoop, want gezien de productiviteit van de meeste ambtenaren hier, lijkt dat laatste mij in ieder geval geen probleem.

woensdag 1 september 2010

Boer zoekt baan

“Wist je dat ik eigenlijk boer ben? In mijn Barangay, in het noorden van Mindanao heb ik een stuk land. Daar verbouwde ik vroeger rijst.” Het is het einde van de dag, en ik ben achter mijn laptop langzaam in slaap aan het vallen in de lome middagwarmte. We zitten in een workshop in Davao om ons voedselzekerheidsproject voor de komende maanden te plannen. De man naast me, een van de project assistenten, heeft zin in een pauze en daar ben ik ook wel aan toe. Hij zit duidelijk op zijn praatstoel. Ik vraag hem waarom hij gestopt is met het verbouwen van rijst. “Dat komt door de veranderingen in het klimaat. Het is steeds droger en irrigatie is een probleem, omdat er niet genoeg water is. Het vennetje in de buurt van mijn land is zo leeg. En ook de waterpompen die we vroeger gebruikten voor irrigatie van de rijstvelden zijn opgedroogt. Er valt steeds minder regen.”

“Doe je nog wel iets met je land? Verbouw je bijvoorbeeld andere gewassen?” vraag ik hem. Dat heet tegenwoordig klimaatadaptatie, ook wel het aanpassen aan een veranderend klimaat. Hij denkt even na en schud dan zijn hoofd. “Op het moment gebruik ik mijn land niet meer, maar ik heb een tijdje knolgewassen verbouwd. Die hebben minder water nodig dan rijst. De boeren van mijn dorp en ik verbouwden bijvoorbeed cassave, blauwe yam en zoete aardappel. Maar nu ben ik geen boer meer.”

Sinds een maand is hij namelijk project assistent voor ons project en zit hij in een kantoor achter een computer. Een hele verandering voor iemand die tot voor kort op zijn blote voeten tussen de rijst stond. “Ik mis de geur van rijst die net in bloei staat. Als de wind door de rijst waait, dan ruikt het overal zo lekker...” Ik proef de heimwee in zijn stem.

Gelukkig is er voor hem een alternatief (deze baan), en kan hij zijn kennis nu voor ons project inzetten. Ook kan hij zijn 4 dochters en 2 zonen naar school sturen. Trots vertelt hij over zijn kinderen, die de beste van de klas zijn en voor de school uitkomen in regionale competities. En zelf is hij ook niet dom. Op zijn 34e heeft hij het goed voor elkaar en heeft al heel wat ervaring opgedaan. Als boer, leraar, predikant in de kerk en nu schrijft hij zijn eerste project voorstel voor een project dat een dorp gaat helpen om groente te verbouwen. Ik kijk in twee trotse en intelligente ogen, en hoop dat klimaatverandering voor hem nieuwe en betere kansen heeft gebracht.

donderdag 26 augustus 2010

Samen werken

Samen is beter dan alleen. Maar als je samen bent, dan moet je ook samen werken, coordineren, afstemmen, het werk verdelen en elkaar aanvullen waar mogelijk en nodig. Op die manier versterk je elkaar en loop je elkaar niet in de weg. In de NGO-wereld is dit dagelijkse kost. We werken samen met veel verschillende stakeholders; de dorpsbewoners, de overheid, scholen, gezondheidswerkers, het bedrijfssleven en wetenschappers.

Als ik het zo vertel, klinkt het als het perfecte project; luisteren naar en samenwerken met iedereen die belang heeft in je werk. Maar zo makkelijk is het natuurlijk niet. Want niet iedereen wil hetzelfde. Toch zijn we best goed bezig in de Filippijnen. Een project of activiteit begint altijd bij de lokale overheid en de dorpsbewoners. Wat willen ze, wat hebben ze nodig en hoe kunnen we dat in het project verder uitwerken?


De General Assembly in Himbangan

Voor de projecten in Saint Bernard bezoek ik de ‘general assembly’ van een van de barangays waar we werken. Het is een dorpsbijeenkomst waar iedereen zijn zegje kan doen. Hier introduceren we twee projecten die we gezamenlijk willen uitvoeren en elkaar goed aanvullen. De een gaat over het verminderen van risico’s op rampen, de ander zorgt ervoor dat mensen betere toegang hebben tot voedsel (en dus meer inkomen hebben, gezonder zijn en daarmee ook beter voorbereid zijn op een ramp en met de gevolgen ervan om kunnen gaan). In de general assembly kunnen mensen vragen stellen en aangeven wat ze het liefst willen doen. Ook is dit het moment dat de meest kwetsbare of armste huishoudens geselecteerd worden, zodat de juiste mensen meedoen in het project. We nodigen deze huishoudens uit om een groep te vormen en een voorstel te doen over wat ze willen verbouwen (rijst, kokosnoten, geiten, groente, vis etc). En omdat in dit gebied veel rampen voorkomen, bouwen we maatregelen in zodat de gewassen niet verpieteren in de droogte of worden weggespoeld door de regen.


Workshops voor de gemeentecommissie die verantwoordelijk is voor het geven van noodhulp

Op barangay en gemeente niveau zijn commissies actief die verantwoordelijk zijn voor de maatregelen die genomen kunnen worden om risico’s op rampen te verminderen. Dat is bij wet vastgelegd, en het project zorgt ervoor dat die commissies ook de kennis en capaciteit hebben om het werk te doen. We geven trainingen en begeleiden bij het maken van plannen voor het geval er een ramp is. Ook pleiten we voor het opnemen van maatregelen in het jaarlijkse plan en budget van de gemeente. Tijdens mijn bezoek aan Saint Bernard zit ik bij een aantal workshops, speciaal ontwikkeld op aanvraag van de commissies hier. Zo oefenen we een crisis situatie en bereiden we de mensen voor op het geven van noodhulp (bv: info over de standaard inhoud van een noodpakket: sardientjes, rijst, zout, suiker, plastic zeil, zeep) en maken we een situatie rapport over de ramp (wat is er gebeurt, waarom, wie is er betrokken, wat moeten we doen en wat is er nodig?).

Het is heel inspirerend om met vrijwilligers uit de dorpen en de overheidscommissies te werken. Ze zijn heel betrokken en dat geeft energie. Er is geen ‘sitting allowance’ zoals bij sommige projecten, de mensen zijn echt geinteresseerd en willen graag iets doen om hun dorp of gemeente te ontwikkelen. Dat blijkt wel na een 3-daagse training van dorpsvrijwilligers, gemeente werkers en leraren. Iedereen schrijft zich direct in om de omliggende dorpen te bezoeken en het verhaal verder te vertellen. Dan is het tijd voor de groepsfoto en het uitdelen van de certificaten.


Twee deelnemers aan het werk tijdens de training

Ik ga na ruim een week Saint Bernard verder richting het zuiden, via Bohol (een van de vele eilanden) naar Davao in Mindanao. Het wordt een lange en hopelijk interessante reis, met boot en bus. Goed voor het klimaat, en een mooie kans om nog meer van het land te zien! Heel erg fijn, want het is hier prachtig!


rijstvelden in Saint Bernard


Vissersboten aan de kust van Saint Bernard

woensdag 25 augustus 2010

Het veld in



In het licht van de volle maan loop ik over de smalle paadjes tussen de rijstvelden. We maken grapjes en proberen onze balans te bewaren en niet in de natte rijstvelden terecht te komen. Voor me loopt een community facilitator (een vrijwilliger van het project) en een lid van de Barangay Council (dorpsraad). We komen van de rivier, waar CARE in 2007 samen met twee dorpen een oever versterking (‘gabion’) heeft gebouwd. Jammer genoeg blijkt nu dat de gabion niet sterk genoeg was. In januari van 2008, 2009 en 2010, als de regens het hevigst zijn en de meeste overstromingen voorkomen, is de gabion ‘omgevallen’, en ligt nu op z’n kant in de rivier. Een andere gabion die we eerder vandaag bezochten heeft het wel gehouden en beschermt nu de mensen die direct naast de rivier wonen. Het concept is dus goed, maar de constructie moet verbeterd worden. Ik maak in mijn hoofd een aantekening om dit probleem aan te kaarten bij de burgemeester, hij kan de barangay missschien helpen om de gabion te versterken en te verhogen. Het project hier is gezamelijk werk van CARE, de gemeente en de dorpsgenoten.


Een van de gabions

Ik ben al een week in Saint Bernard, een van de gemeentes waar we al een aantal jaren projecten hebben, om zo mensen beter voor te bereiden op rampen en het risico te verminderen. In de verchillende dorpen (‘barangays’) zijn gabion’s gebouwd en bomen geplant om de rivier oever te beschermen. Ook zijn regen meters geinstalleerd en mensen getraint om te meten hoeveel regen er valt. Als er boven in de bergen veel regen valt in korte tijd, dan worden de mensen benedenstrooms gewaarschuwd voor mogelijke ‘flash floods’; plotselinge overstromingen. Er is een radiosysteem dat alle dorpen met elkaar verbindt en in elk dorp zijn bellen om de mensen te waarschuwen als er een overstroming is. Ook wordt met het hele dorp geoefend om te evacueren (zoals wij een brandoefening doen). Dit systeem heeft zijn dienst al bewezen. Tijdens typhoon Frank in 2008 is een waarschuwingssignaal gegeven en zijn mensen een uur voor de overstromingen geevacueerd. Alleen rijstvelden en huizen zijn beschadigd, de mensen zelf zijn ongedeerd gebleven.

Het leven in Saint Bernard is niet makkelijk. In 2006 heeft een enorme ‘landslide’ (aardverschuiving) een heel dorp weggevaagd, en meer dan 1000 mensen kwamen om. Sinds die tijd zijn een aantal NGOs, zoals CARE, actief in de regio. De meeste kwamen om noodhulp te geven en verdwenen daarna. CARE bleef om de capaciteit van de mensen te versterken zodat ze beter gewapend zijn tegen dit soort bedreigingen. De inwoners van Saint Bernard leven bijna dagelijks met gevaar; de hele regio wordt bedreigt door aardverschuivingen (door regens, maar ook door aardbevingen). Daarnaast zijn er typhoons, overstromingen, aardbevingen (Saint Bernard ligt op de zogenaamde ‘fault line’) en er is een vulkaan die kan uitbarsten. Geen pretje dus. Maar mensen kunnen ook niet zo makkelijk ergens anders heen. Hier is hun familie en hun land; hier zijn ze geboren en hier willen ze sterven.


Een huisje midden in de rijstvelden, op de achtergrond de gevolgen van de landslide

Zeven barangays zijn permanent verplaatst na de landslide in 2006, nadat een deel van de mensen zo’n 2,5 jaar in een evacuatie kamp heeft gewoond. Nu wonen mensen in kleine huisjes (10m2 voor het hele gezin, 2 onder 1 kap), zonder land om rijst of groente te verbouwen. Sommige mensen gaan overdag terug naar hun oude dorp om op hun land te werken, maar niet als het heel hard en lang regent. Wat dat betreft hebben de mensen hun lesje wel geleerd; gemiddeld heeft elk gezin zo’n 2 leden verloren in de landslide in 2006. Sommigen kunnen hun land niet meer gebruiken, omdat de landslide veel rotsen en puin heeft achter gelaten. Zij moeten ergens anders hun inkomen vandaan halen, wat niet zo makkelijk is. Het gemiddelde inkomen hier is ongeveer €20 per maand. De meeste mensen zijn boer en hebben weinig geld te besteden.


Ons vervoermiddel - je ziet het EU en CARE logo op de zitting achter in (dat heet recycelen!)

Het lijkt een uitzichtloze situatie, hier in Saint Bernard. Maar zo voelt het niet. Veel mensen zijn inventief en blijven op zoek naar werk. Ook komt er geld binnen van de ‘Filipino Overseas Workers’ die hier familie hebben wonen (al is dat niet een hele duurzame oplossing van het probleem). En natuurlijk is hier het project van CARE, dat de mensen traint om beter voorbereid te zijn op een mogelijke ramp. Er zijn veel actieve vrijwilligers en overal waar ik kom wordt er positief over de projecten gesproken. We hebben een goede reputatie en dat is fijn om te merken. Het geeft me energie om straks weer op kantoor in Manila (zonder frisse lucht, maar met aardbevingen en typhoons) na te denken over hoe we ons werk nog beter kunnen doen.

zondag 8 augustus 2010

Puur en eerlijk



Biologisch eten is gezond, lekker en ook nog eens goed voor mens en natuur. In Nederland eet ik graag biologisch. Dat is heel makkelijk nu de appie ‘puur en eerlijk’ heeft geïntroduceerd. Maar hier in de Filippijnen is er geen puur en eerlijk. Het is hier zelfs verre van puur en eerlijk voor de meeste boeren.

Ik moet toegeven dat ik nogal naïef was voordat ik hier kwam. Ik zag kleine keuterboertjes voor me, die met liefde en passie voor hun vak met de handen in de klei het onkruid aan het wieden waren, en hun smaakvolle en sappige producten op de lokale markt te koop aanboden. Producten zonder gif en zonder chemicaliën. Die droom duurde niet lang. Ik kwam er achter dat de meeste boeren volop gif spuiten, en groente en fruit hier verre van biologisch is. Het blijkt moeilijk om kleine boeren over te laten stappen naar een duurzamere teeltwijze. Het duurt zo’n 5 jaar voordat de grond ‘gewend’ is aan een andere manier van boeren, en de productie weer op hetzelfde niveau (of hoger) is. Dat betekend 5 jaar lang dus een lagere opbrengst, dat is een lange tijd voor een boer hier.

Biologisch boeren wordt niet door de overheid gestimuleerd. Investeringen zijn vooral gericht op de zogenaamde ‘cash crops’ die op grote plantages worden verbouwd en veel geld opleveren voor een paar mensen. Vanwege de hoge certificeringskosten is het krijgen van een biologisch keurmerk lastig, zeker voor de kleine boeren. En zonder dat keurmerk kan je niet zo makkelijk de prijs omhoog gooien, want hoe bewijs je dat jouw ananas echt biologisch is? En zonder die hogere prijs is het lastig overleven als je opbrengst (tijdelijk) lager is. Tja. Het verbaast me niets dat er hier maar zo’n 500 boerenbedrijven ‘officieel’ biologisch zijn (samen 3500 ha).

In de supermarkt heb ik de zoektocht naar puur en eerlijk geproduceerd voedsel opgegeven, daar zijn alleen Dole ananassen te koop. De biologische producten die ik sporadisch in de schappen vind, zijn meestal geïmporteerd, en vaak 2 keer zo duur als hun biologische broertje of zusje in de reformwinkel in Nederland. De statistieken (IFOAM) vertellen me dat de vraag naar biologische producten hier verreweg de lokale productie overstijgt. Vandaar!



Officieus zijn er veel meer biologische boeren, zo’n 6600 (samen 7700 ha). Deze boeren kunnen hun producten voor een biologische prijs kwijt op de lokale markt, zonder duur keurmerk. Een van die markten is Sidcor, een -overwegend- biologische markt waar boeren uit de regio elke zondagochtend hun waar aanbieden. Er is voor ieder wat wils: kikkers, krabvet, rijstcakejes (in het paars, roze, blauw en geel), koffie, chocolade, papaya zeep, lokale kaas en oneindig veel soorten vlees, vis, groente en fruit. Ook is er veel kant en klaar eten: rijst, barbecue spiesjes, varkenshersenen, kippenlever of gewoon ‘chocolate cake to die for’. Voldoende keus, kwaliteit en kwantiteit om elke zondag de lokale economie op een ‘puur en eerlijke’ wijze te stimuleren.

maandag 2 augustus 2010

Strand, strand & strand



Het is duidelijk tijd voor een frisse neus! Na anderhalve maand kantoor, bureau, jeepney en vooral Manila, Manila en nog eens Manila, kan ik geen gebouw meer zien en geen uitlaatgas meer ruiken. Ik wil bomen, wind, wolken, strand en zee. Dat is tenslotte ook deel van de Filippijnen, niet alleen maar deze metropool waar ik nu woon. Een oud collega van Cordaid is hier nu op dienstreis en zij heeft ook behoefte aan frisse lucht en natuurschoon. Samen besluiten we een weekendje uit te waaien in het paradijselijke Puerto Galera, zo’n 4 uur reizen met bus en ‘banca’ (lokale boot) vanaf Manila.

Puerto Galera is een oude havenstad, en betekend letterlijk ‘haven van de galjoenen’. Al vanaf de 10e eeuw is het een belangrijke haven, vanwege de veilige en beschutte ligging. De baai van Puerto Galera is omringd door witte stranden en palmbomen, en het water is helder blauw. Ook de stranden in de omgeving zijn wit, met palmen, helder water en de zee is vol met koraalriffen, vissen en felgekleurd zeeleven.



Wij slapen in een relaxed beach resort, direct aan het strand met veel palmen en ander groen. Eigenlijk is alles helemaal geweldig: het zeewater is warm (30°C) en helder, het eten is goed (pannenkoeken en vers fruit), en we zijn omgeven door prachtige bergen vol met bos en watervallen. En als je verveeld bent van het zwemmen of naar de zee staren, dan kan je je op het strand laten masseren door een van de vrouwen uit het dorp. Een duiktripje op 2 minuten varen met de banca is ook garantie voor succes. De koraalriffen zijn prachtig, en Nemo en vriendjes zijn altijd thuis om je gedag te zeggen. Ik voel me hier helemaal thuis, als een vis in het water!



Er is maar 1 nadeel... Het is regenseizoen. Dat betekend meestal ’s ochtends zon en ‘s middags regen, al is het niet zo voorspelbaar als ik het nu omschrijf. Soms is het een stortbui (varierend van een half uur tot enkele uren), een andere keer miezert het de hele dag. Van het weerbericht wordt je niet wijzer, het weer is hier erg lokaal en de voorspellingen zijn elke dag hetzelfde: 30 graden, lokaal buien met onweer. Tja, dat klopt wel.

Op zaterdag miezert het dus, met tussendoor een plensbui en in de heuvels onweer. Het is zelfs koud en we moeten een shirt aantrekken over onze bikini. Ook op de banca is het even spannend, want door de grote golven gaan we soms flink op en neer. Door dit weer is het niet druk, duidelijk niet het toeristen seizoen. Wel relaxed eigenlijk, we hebben bijna het hele strand voor ons alleen. En op zondag hebben we geluk. Het is prachtig weer, en we genieten van elk zonnestraaltje. Uiteraard zijn we zo eigenwijs ons niet in te smeren. Helaas... na een ochtendje zon zijn we net twee rode kreeften op het strand.

Mijn collega’s op het werk begrijpen mijn rode blosjes niet helemaal op maandagochtend, is ze nou de hele tijd aan het blozen, of is er iets anders aan de hand? Tja, ik hou het maar op een typisch geval van tekort aan zon in combinatie met een overdosis koppigheid. Bij deze beloof ik voortaan altijd netjes me in te smeren! Dat kan al snel: volgende week komt Bertram en gaan we terug naar Puerto Galera. Ik ben helemaal klaar voor die romantische zonsondergangen met cocktails en palmbomen aan het strand!

donderdag 29 juli 2010

Project launch


Project launch foto moment

Ik zou het niemand aanraden: 10 dagen lang een training bijwonen, meedenken over het programma en de invulling, het geven van een aantal presentaties en dat alles met 45 Pinoys die allen graag in het Tagalog praten, schrijven, denken, lezen en presenteren. Ondertussen is mijn Tagalog kennis ver-10-voudigd en begrijp ik zeker 20% van de gespreken. Tenminste, dat denk ik, aangezien er hier geen live ondertiteling is... Taglish – een mix van Tagalog en Engels – is een prachtige uitvinding. Als ik de context ken en er af en toe wat woorden Engels doorheen komen, begrijp ik steeds meer en leer ik ook nog eens nieuwe woorden erbij.

Ondanks dat de training zwaar was, heb ik volop genoten en kunnen leren. Naast de taal heb ik ook mijn collega’s leren kennen en heb ik kunnen snuffelen aan de vele disaster risk reduction (DRR) maatregelen die er zijn: hoe organiseer je een groep vrijwilligers, hoe schrijf je een noodplan (in het geval dat) en welke verschillende ‘drills’ zijn er (voor aardbevingen, overstromingen, landslides etc etc). Ook heb ik veel geleerd over het overheidssysteem dat verantwoordelijk is voor het geven van noodhulp en het voorbereiden op rampen. Bij de training zijn een aantal medewerkers van de lokale overheid aanwezig, waarmee we in het project nauw samenwerken. Door ook op overheidsniveau mensen te betrekken en te trainen, proberen we onze aanpak zoveel mogelijk deel uit te laten maken van overheidsplannen en budgetten. Dat doen we op dorps, gemeente en zelfs provincie niveau. Zo kunnen wij straks door naar de volgende gemeenschap met een nieuw project.

De officiële start van het project gebeurt via een ‘project launch’. We komen met z’n allen na een paar dagen afkicken van de training weer samen, plus een handvol externe genodigden. Dit keer zijn alle burgemeesters van alle gemeenten er ook bij, om hun medewerking in het project publiekelijk te verklaren. Na het openingsgebed zingt iedereen (behalve ik) uit volle borst het volkslied (met hand op het hart) en volgt de reeks verplichte toespraken. We sluiten af met alle(!) mogelijke foto momenten, met EU – CARE – CA logo’s, en dan is het tijd voor de borrel met hapjes! Nou ja, fruitsap met hapjes.


Borrelhapjes

Behalve het ‘all-you-can-eat’principe heeft de Filippijnen nog iets anders overgenomen uit Amerika: de ‘doggy-bag’. Ideaal in dit geval, want er zijn nog ladingen eten over. En niet van die laffe borrelhapjes zoals in Nederland, maar schalen met lasagne, kipkluifjes, loempia’s, empanada’s, en paarse fluoriserende casave cakejes.

Terug op kantoor leg ik het moment vast dat we voor de derde keer die middag zitten te eten. Lunch vandaag was Burger King: french fries gedoopt in sundae ice cream (speciaal recept van een collega). Daarna dus de borrel bij de opening, en vervolgens een uurtje later de ‘left overs’ van de borrel, op kantoor. Alle drie de maaltijden zonder rijst, meld ik verbaasd aan mijn collega’s. Blijkt dat de rijst al besteld is en we nog wel even door eten. Het is tenslotte bijna 6 uur, tijd voor de avondmaaltijd!


Sundae french fries

zondag 18 juli 2010

Werk

Zoals je misschien weet, is mijn werk de reden dat ik de komende tijd in de Filippijnen woon. En zoals je misschien ook al is opgevallen, heb ik daar nog weinig over geblogd. Dat wil niet zeggen dat het niet leuk is, want dat is het zeker! En dat wil ook niet zeggen dat ik niet zoveel doe, want ik zit gemiddeld 10 uur per dag op kantoor (ok, dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik altijd veel doe...). En die lange dagen, da’s normaal hier. :-( Nou ja, bij mijn organisatie dan. Misschien komt het wel omdat ik zoveel tijd op het werk doorbreng, dat ik liever over andere dingen schrijf, om die ook een plekje te kunnen geven?

Maar goed. Werk dus. De afgelopen weken ben ik al direct aan het werk gezet. En dat is ook de beste manier om de organisatie hier te leren kennen. Er is zoveel te leren! Ik voel me vaak een spons die zoveel mogelijk informatie op wil zuigen. Jammer genoeg ben ik soms halverwege de dag al helemaal vol, maar het gaat steeds beter! Ik leer elke dag nog bij. De taal, de organisatie, de projecten, de relaties met partner organisaties, de donor, andere NGO’s hier in het land, maar ook vaktechnische dingen, zoals de dingen die je moet doen om je voor te bereiden op een typhoon. Jammer genoeg kreeg ik daar pas de ‘day-after Basyang’ een spoedcursus over...

Mijn collega’s zijn allemaal schatten. Het zijn grotendeels jonge meiden van 20-30 jaar die niet voor het grote geld, maar voor de grote idealen gaan. Ze werken keihard voor een mager salaris, gedreven door hun passie om iets te veranderen in dit land. En daar kan ik me helemaal mee identificeren. Heerlijk om omgeven te zijn door dit soort mensen, in een stad die in alles de amerikaanse consumptie maatschappij probeert na te bootsen.


Presentatie over klimaatadaptatie

Goed. Werk. Waar was ik. O ja. Leren en collega’s. Beide heb ik de komende dagen in overvloed. We organiseren namelijk een training voor alle medewerkers van een nieuw groot project. Ik ben een van de leden van het trainingsteam. Dat betekent dat ik meedenk met het trainingsprogramma en een deel van de presentaties ontwikkel en faciliteer. Leuk en uitdagend. Leuk omdat ik veel kan leren over de technische en practische kant van het werk. En uitdagend vanwege het taalverschil (de training is in het Tagalog, ik mag gelukkig in het Engels faciliteren). Maar de grootste uitdaging is het partnerschap dat we hebben met een andere NGO. Met deze organisatie gaan we samen dit project uitvoeren. Een deel van de project activiteiten is apart en een deel is samen, zoals deze training.

Beide organisaties werken aan hetzelfde doel: het versterken van de weerbaarheid van lokale gemeenschappen voor natuurrampen. Maar om dat gezamelijke doel te bereiken, gebruiken we graag onze eigen methoden, technieken en leggen de nadruk op andere dingen. Zo zijn wij erg sterk in het samenwerken met de lokale gemeenschap en overheid en doen we alles zo participatief mogelijk. En we houden van goede rapporten, zodat wij leren en de donor tevreden is. Onze nieuwe alliantie parter is technisch heel erg sterk onderlegd en gericht op lobby en advocacy werk. Vult elkaar mooi aan, zou je denken.

Maar dat alles moet wel in 1 training worden gepropt. Een uitdaging dus. Maar ook zeker een gelegenheid om van elkaar te leren. Ik heb er nu 2 van de 10(!) dagen training op zitten, inclusief mijn eerste videoke avond met de hele groep ('solidarity night'). We hebben nog een heel programma voor de boeg, vol uitdagingen en leermomenten. Laat ik maar focussen op het leren en het voorlopig van de positieve kant blijven bekijken, al valt het niet altijd mee! Wordt vervolgd...


Mijn videoke debuut

woensdag 14 juli 2010

Typhoon Basyang


"Basyang"

Basyang is de eerste noemenswaardige typhoon van het seizoen hier. Voor mij is Basyang een wens die uitkomt. Klinkt misschien gek, maar als adviseur rampenpreventie heb ik nog nooit een ramp meegemaakt. En dat kan natuurlijk niet! Daarom ben ik al weken aan het wachten totdat het weer een beetje heftiger wordt. Een ramp is het hier nog niet, gelukkig maar. Want eigenlijk wil ik ook liever geen ramp meemaken, maar hem voorkomen. En als we het dan toch over werk hebben: het is niet zozeer de typhoon die de ramp is, dat noemen we in vaktermen een bedreiging. Het wordt pas een ramp als je kwetsbaar bent en niet de capaciteit hebt om de bedreiging te doorstaan. Oftewel, je bent de sjaak als je huis aan de rivier oever is gebouwd, het dak los zit, je rijst nog op het land staat en geen familie of vrienden hebt om op terug te vallen als het eten op is. Ik ben gelukkig voorbereid, en zit in een stevig huis met voldoende drinkwater en blikken bonen op de plank. Geen ramp dus.

Ondanks dat ik tegen rampen ben, ben ik wel heel erg gelukkig met deze typhoon. Zo’n milde geeft me een stukje ervaring, zodat ik weet hoe dat voelt en wat het is. En dan doe ik er in gedachten zelf nog wel wat water en wind bij. Nou, het is dus nat, het waait en het is koud! Dat laatste had ik niet verwacht. Ik zit dus lekker warm binnen, met de airco en de fan uit, en een kopje kamille thee. Buiten stort Basyang zijn wolken leeg en dansen de palmen op het ritme van de wind.

Hmmm, even wachten hoor, ik ga even kijken of mijn vuilnisbak misschien weg waait… (valt gelukkig mee)

Mijn huis is veilig van overstromingen, dat heb ik gecheckt toen ik hier kwam kijken. Tijdens Ondoy was er niets aan de hand, terwijl bijna 80% van Manilla onder water stond. Ondoy wordt door iedereen als referentiepunt gebruikt. Logisch, want het was een van de heftigste typhoons die Manilla de laatste jaren heeft getroffen. Best handig, want je hebt gegarandeerd een gespreksonderwerp tijdens saaie taxiritjes en verjaardagsfeestjes. “Hoe hoog stond het water hier tijdens Ondoy?” Of “Tijdens Ondoy regende het zoals nu, en dan 6 uur achter elkaar.” En: “Hier zwommen de kinderen in het 1,5 meter hoge water” (op straat!). En ook: “Tijdens Ondoy stond mijn taxi tot hier in het water” (hij deed het inmiddels weer, ik zat er zelfs in, onderweg naar huis).

Hier in Manilla is Basyang niet zo heftig, zeker niet in vergelijking met Ondoy. Ik ben bijna teleurgesteld (voor de zekerheid klop ik even af nu). PAGASA, een overheidsinstantie, geeft waarschuwingssignalen af voor dit soort potentiële rampen. Die signalen gaan tot op het lokale overheidsniveau. Daar zitten de mensen – in speciale comités – die actie kunnen ondernemen, zoals het waarschuwen en evacueren van wijken of dorpen. We vallen hier in Manilla onder waarschuwingssignaal 1. Dat betekend veel regen en windstoten van 30-60 kph. Er zijn hier in het noorden van de Filippijnen ook gebieden waar signaal 2 (60-100 kph) en 3 (100-185 kph) geldt. En daar zijn op dit moment een paar collega’s op veldbezoek voor een van de projecten die we hebben. Ik ben benieuwd of ze hun geplande reis terug naar Manilla vannacht wel kunnen maken. Misschien blijven ze langer om te helpen bij het evacueren. Dat is tenslotte het werk dat we hier doen, mensen voorbereiden op een mogelijke ramp.

En op het moment van posten van dit bericht viel de stroom en het internet uit. Ook ik ben kennelijk niet geheel onkwetsbaar…

Typhoon Basyang – 24 uur later…

Tja. De stroom viel dus uit. Dat was rond 11 uur ’s avonds. Het moment dat het nieuwe weerbericht komt. Dat weerbericht heb ik dus niet kunnen volgen (ik heb geen radio op batterijen). Kennelijk heb ik het lot getart en heeft mijn afkloppen niet geholpen. Basyang heeft namelijk zijn koers verlegd om een stuk zuidelijker over het land te gaan. Dat betekende signaal twee voor Manilla. En dat heb ik gemerkt. Het was niet meer een schattig buitje, maar flinke windstoten en heftige regen, de hele nacht lang.

Basyang is verantwoordelijk voor 20 doden en vele vermisten. Net voordat deze eerste grote 'ramp' de Filippijnen trof, maakte President Noynoy bekend dat zijn voorgangster al 70% van het budget voor noodhulp en rampenpreventie heeft uitgegeven, voornamelijk in de provincie waar zijn op dit moment in het congress zit.

Naast de doden en vermisten zijn ook veel mensen op andere manieren getroffen. Heel Luzon (het noordelijke deel van de Filippijnen, hier wonen zo'n 40 miljoen mensen) heeft de hele dag zonder stroom gezeten. Op kantoor was het improviseren. Geen stroom, internet en de ontvangst voor mobieltjes was zwak of afwezig, wat het communiceren met het veld lastig maakte. Ook voor mijn collega’s was het een heftige nacht. Het dak van een collega is eraf gewaaid, een andere collega haar dak is deels beschadigd (regen binnen, en geen slaap) en een derde zag op weg naar huis gisteravond daken door de lucht vliegen. Je zal er maar eentje op je hoofd krijgen!

Inmiddels is alles weer terug bij het oude: stroom, internet, ontvangst en geen regen of wind. Bijna alsof er niets gebeurd is. Hmm, toch maar even afkloppen nu…