dinsdag 28 september 2010

I’m a legal alien

“Hi, it’s you again!” Ik schrik op vanuit mijn dagdroom en glimlach naar de kale man in de geruitte broek die me bemoedigend toeknikt. We zitten in hetzelfde schuitje en hebben elkaar al vaker gezien vandaag: in de rij bij loket 38 voor het inleveren van de aanvraag van de ACR-I card (alien certificate of registration identity card), bij loket 40 (geen idee wat ik daar eigenlijk deed, behalve dan beleefd knikken en luisteren naar de verhalen van de ambtenaar over zijn bezoeken aan Rotterdam en wachten tot in naar het volgende loket mocht), in de rij bij het kopieerapparaat (2 copies each, from your AEP, the OR of your AEP, from your passport and visa), bij loket 43 waar ze je digitale vingerafdrukken en foto nemen, bij de te dikke man in de groene bloes die al je vingerafdrukken nog eens 2x met echte inkt overdoet, bij de kassa om te betalen voor de application fee, research fee, express lane fee en implementation fee (loket 41), en vervolgens in de wachtkamer van Mrs S in het andere immigratie kantoor.



Ik zit in die wachtkamer, omdat ik haast heb om mijn ACR-I card te krijgen, en ik niet van plan ben om over een week nog eens terug te bellen of de kaart al klaar is. Ik wacht namelijk al 3,5 maand. En als je haast hebt, dan moet je naar Mrs S in het andere kantoor, 3e verdieping achterin, vlak bij de airco. Mrs S is kennelijk in een goede bui. Want al na een half uur wachten kan ik terug naar het hoofdgebouw, waar ik slechts 2 loketten langs hoef om vervolgens opnieuw langs 3 verschillende bureaus te gaan in het kantoor van Mrs S. En na nog zo’n 20 minuten wachten, krijg ik de boodschap dat ik in het hoofdgebouw mijn papieren opnieuw mag inleveren en de afhaaltijd van mijn kaart te horen krijg (alweer bij loket 42, dat weet ik inmiddels te vinden). Dat is een goed teken. Heel misschien, met een beetje geluk, krijg ik vandaag nog mijn ACR-I card.

Die kaart is de laatste stap in het proces om het komende jaar legaal in dit land te mogen werken. Dat process is begonnen op de dag dat ik mijn contract teken, begin juni. Ik ben dan nog niet in de Filippijnen, maar de aanvraag voor een AEP – een alien employment permit – wordt voor de zekerheid alvast ingediend. Na veel ellende voor collega M. en een paar weken wachten voor mij, is de AEP er. Inmiddels ben ik ook al een paar weken in de Filippijnen. Nu is het appeltje eitje, denk ik dan nog. Maar goede moed zakt snel in je schoenen als jehier met het immigratie kantoor te maken hebt. Na het indienen van de aanvraag om mijn toeristenvisum (9a) om te zetten naar een business visum (9g commercial), moet ik op een hoorzitten verschijnen. De advocaat is erg geinteresseerd in mij; dat blijkt vooral uit zijn vragen (Are you single? Can I have your phone number?) en zijn lichaamstaal (hij staart voordurend naar mijn borsten en likt daarbij verlekkerd zijn lippen). De aanvraag is al snel goedgekeurd en ik hoop dat mijn vriendelijke glimlach voldoende is voor de advocaat om mijn aanvraag goed in de gaten te houden.

Na een pijnlijke stilte van 1,5 maand is mijn toeristenvisum (9a) bijna verlopen en moet ik dat verlengen. Ik zie het nog niet gebeuren dat ik mijn andere visum voor die tijd al heb, dus opnieuw een bezoek aan... het immigratie kantoor. Na nog eens een paar weken wachten, texten met de advocaat, bellen met de mensen van het immigratie kantoor en nog meer texten, bellen en wachten (en een incidentele huilbui en woede aanval) is het moment daar: mijn 9g visum is goedgekeurd en kan geimplementeerd worden. Jammergenoeg kan ik een bezoek aan de advocaat niet ontwijken, een van de documenten heeft toch nog een verkeerde datum. De advocaat is duidelijk blij me te zien; ik mag naast hem komen zitten en hij houdt verlekkerd mijn hand vast, terwijl hij naar mijn borsten staart. Tja, hoe te handelen in zo’n situatie? Wat te doen om zo beleefd mogelijk aan zo’n man kunt ontsnappen, terwijl hij wel zorgt voor de juiste papieren? Een tip (mocht je ooit nog eens in zo’n situatie terecht komen): ga nooit alleen, glimlach beleefd, ontwijk uitnodigingen voor afspraakjes en stel vragen over zijn vrouw en kinderen, en verander je telefoonnummer nadat je klaar bent met de hele toestand.



In het kort nog even de samenvatting van de visum implementatie procedure: 6 loketten, 2 keer betalen (voor application en implementation) en een dag lang in verschillende rijen staan, kastjes, muren, wachten, smeken en bidden.

Al sinds het begin van mijn contract zijn collega M. en ik hard bezig om van mij een legale ‘alien’ te maken. Zoals je inmiddels begrijpt, is dat dus een hele toestand gebleken, en dat geldt niet alleen voor mij. Tijdens al die bezoeken aan het immigratie kantoor zie ik telkens dezelfde mensen, ze kijken net zo verdwaald als ik, en stellen net zoveel vragen waarbij ze net zo fronsen met hun wenkbrauwen als ik. Want het systeem is onbegrijpelijk en ook nog eens belachelijk duur, ik heb inmiddels een kleine 700 euro uitgegeven, en daarbij tel ik nog niet eens de werkdagen (minimaal 6) die ik al wachtend op het immigratie kantoor heb doorgebracht. Conclusie na 3,5 maand bureaucratie: zorg voor een dikke portemonnee, heb geduld, neem een tussenpersoon in de arm (dat doen de meeste mensen hier en had mij een hoop frustratie gescheeld) en gebruik de samenvattende brochure die het process uitlegt voor het krijgen van een business visum als toilet papier.

maandag 20 september 2010

De balans opmaken


Paradijs!

Na drie maanden Filippijnen is het tijd om de balans op te maken. De beste manier om dat hier te doen is natuurlijk in een bamboe hutje op het strand, met een coctail, een paar palmbomen en de klassieke zondsondergang. Een andere aan te raden locatie is al zwemmend tussen de koralen en tropische vissen. En laat ik nou toevallig afgelopen weekend op een –bijna– onbewoond eilandje gestrand zijn, met goed gezelschap, een kano, duizenden vissen die allemaal Nemo heten en een snorkel! Alleen de coctail ontbreekt, al zijn onze fantasien over margarita’s zo realistisch dat ik ze bijna kan proeven...

Drie maanden Filippijnen. Wat is dat eigenlijk snel gegaan! Ik heb inmiddels een huis, waar ook al een paar meubels in staan en waar ik samen met huisgenoot B Nederlands eten kook als we daar zin in hebben. Voor mijn werk heb ik een aantal projectgebieden bezocht, trainingen bijgewoond en gegeven en op nationaal niveau een paar belangrijke mensen ontmoet. Ik heb veel van het land gezien: gesnorkeld, gedoken, door de bergen gelopen, een typhoon en aardbeving meegemaakt (beide stelden voor Filippijnse begrippen weinig voor, maar toch), mijn keel schor ‘gekaraoked’ en ik heb urenlange busritten, bootritten en vliegtuigritten gemaakt. Ik heb eten ontdenkt en geproeft dat ik niet kende: rijstcake, cassave cake, buko ice cream, halo-halo, adobo, buko pie en heel veel soorten vis, groente en fruit – mangosteen, rambutan, lansones, marang, en durian (bah!). Ik heb al vele avonden mogen genieten van lokale muzikanten. En ik heb de gastvrijheid, hartelijkheid en humor van de Filipino’s leren kennen. Wat een feest!


En nog meer paradijs...

Maar het is ook wel eens niet zo leuk geweest. Ik wacht nog steeeds op mijn visum, zodat ik mijn spullen (fiets, kleren, hangmat, klimspullen) hier naar toe kan laten verschepen. En gezien de snelheid van de procedures hier verwacht ik de boel niet meer voor de kerst. Frustrerend. Ook de files en de vervuiling en de hitte en de mensenmassa’s van Manila zijn ergelijk, en een tripje buiten Manila voelt al snel als een bevrijding uit de gevangenis waarin ik woon. Het werk is soms lastig, omdat ik de taal niet spreek en de ‘eeuwige buitenlander’ ben – en blijf. Het is lastig als mensen met een camera voor je neus staan of naast je gaan staan om te poseren, terwijl je net probeert een opdracht aan een werkgroepje uit te leggen. “Wat doe ik hier eigenlijk?” denk ik dan...


Smile...

Tja. Wat doe ik hier? Dat is een goede vraag voor een zonsondergang-moment op een –bijna– onbewoond eiland. Soms weet ik het niet, of niet echt althans. Dan heb ik zin om naar huis te gaan, naar lange zomeravonden, de herfst en winter, naar boterhammen met kaas en gure fietstochten door het natte bos, naar vrienden en eindeloze zaterdagen vol met koffie en taartjes, naar het lezen van de volkskrant ’s ochtends in de trein en naar poes Mickey, die nu een nieuw baasje heeft en mij allang vergeten is...


Mmmm....

Maar die moment zijn in de minderheid. Over het algemeen weet ik precies wat ik hier doe: ik ben aan het genieten, aan het leren, op avontuur aan het gaan, de wijde wereld aan het verkennen, nieuwe mensen aan het ontmoeten, meer inzicht en diepgang in het werk van een ontwikkelingsdeskundige aan het krijgen en misschien ben ik zelfs wel de wereld een stukje beter aan het maken. En ik besef op dat strand tijdens die zonsondergang, dat dit een uniek moment in mijn leven is, en dat ik dat moment wil koesteren en er alles eruit wil halen wat erin zit. En dat ik soms ook best even naar een boterham met kaas mag verlangen. Want dat is het leven (met goede en slechte tijden) en daarom is het zo mooi zoals het is.

zondag 19 september 2010

Mainstreaming DRR&CCA in CRM – of hoe breng je 60 Filippijnse vissers van de wijs



Het leuke van werken in het ‘Zuiden’ is dat je je ideeen direct kunt uitproberen. Zo liep ik al een tijd na te denken over hoe we twee concepten op een ‘simpele, doch doeltreffende’ manier kunnen integreren (bij elkaar of in een ‘ander soort project’). Ik heb het over de concepten waar mijn werk continue om draait: het verminderen van de risico’s van een ramp en het aanpassen aan klimaatverandering (in vaktermen heet dit DRR – disaster risk reduction en CCA – climate change adaptation). Met hetzelfde was ik in mijn vorige baan ook al bezig, maar daar bleef het erg abstract, want ik kon me weinig voorstellen bij wat DRR en CCA (en het integreren/mainstreamen van beide) in de praktijk zou betekenen. Die praktijk kende ik namelijk niet. Nu leer ik die steeds meer kennen, en dat is leuk!

Vorige week had ik de kans om mijn denkwerk in de praktijk te brengen en uit te testen op een groep van 60 vissers uit Zamboanga (een regio in het zuidwesten van de Filippijnen). Omdat het voor mij te gevaarlijk is in Zamboanga (blanke mensen zijn erg geliefd onder kidnappers, want daar valt veel geld aan te verdienen – en ik ben niet van plan iemands persoonlijke ‘livelihood project’ te worden), komen de vissers naar Davao. Daar werk ik samen met een klein groepje trainers om drie dagen lang te vertellen over DRR, CCA en integratie van beide in het ‘coastal resource management’ (CRM) werk van de vissers.

Vanuit CARE ben ik hier als mainstreaming adviseur de ‘main resource person’. Dat klinkt wel goed en zo voelt het ook. Ik merk al snel dat mijn werk eigenlijk al begint bij het trainen van de project medewerkers. Ook zij hebben namelijk weinig kaas gegeten van het mainstreamen van DRR en CCA. Gelukkig heb ik dat inmiddels wel. Tenminste, dat moet gaan blijken uit de training. De test is geslaagd als er bij de vissers een knopje omgaat, ze een soort eureka moment ervaren, ze het licht hebben gezien... Maar misschien is dat wel te ambitieus?


Vissers presenteren hun 'seasonal calendar'

Als je iets wilt mainstreamen, dan moet je dat in alle fasen van de project cyclus doen (assessment, analysis, planning, implementation, evaluation). Omdat behalve DRR en CCA ook het idee van de project cyclus nieuw is voor de vissers, leg ik het uit aan de hand van een concreet voorbeeld: Stel je voor, je wilt iets doen om je natuurlijke omgeving op een duurzamere manier te beheren. Je kijkt om je heen, en maakt een ‘assessment’ van je situatie: wat heb je, wat levert iets op en wat is kwetsbaar? Hierin neem je ook bedreigingen (storm, overstroming etc) en hun impact (beschadiging van huizen, boten, oogst) mee. Je analyseert vervolgens wat er nodig is en wat haalbaar is om te doen zodat je ecosysteem gezonder wordt. Conclusie: het planten van mangrove lijkt een goed idee, want mangrove zorgt voor een gezond ecosysteem, kan bovendien economisch interessant zijn en het beschermt het dorp tegen grote golven en typhoons.


Mangrove planten

Maar... als je mangrove gaat planten, dan moet je ook het risico van die activitiet goed analyseren. Want als je mangrove plant in het storm seizoen, dan heb je grote kans dat de golven en wind de jonge boompjes wegspoelen. Dat is het einde van het project en zonde van je investering. En... als je mangrove plant, dan moet je ook goed nadenken over de lokatie: als je mangrove in een riviermonding plant, te dicht op elkaar of op een verkeerde plek, zodat de rivier zijn water niet meer goed kwijt kan, dan kan dat juist overstromingen in het dorp veroorzaken. In dat geval vergroot je juist het risico op een ramp voor de dorpsbewoners, in plaats van dat je het risico kleiner maakt.

Die analyse neem je mee in je plan. Vervolgens ga je implementeren – de mangrove planten in het juiste seizoen en op de juiste plaats. Daarna is het tijd om te monitoren en evalueren – kijken wat het effect van de mangrove is: verbetert het ecosysteem echt (meer vissen, meer soorten vis)? Is de mangrove goed geplant en overleven de boompjes? Is het dorp nu veiliger van overstromingen en stormen? Zijn er andere dingen verandert door het project of daarbuiten? Misschien worden de stromen steeds heftiger, bijvoorbeeld door klimaatverandering? Of is er illegale kap van mangrove of illegale visserij en moet je daar aandacht aan besteden? In dat geval kan je je project aanpassen of een nieuw project bedenken.

Dat is heel concreet mainstreamen. Simpel, toch? Kort samengevat: je neemt bij elke stap in de project cyclus risico’s van rampen en klimaatverandering zo goed mogelijk mee, en zorgt ervoor dat je project geen risico loopt (wegspoelen van mangrove boompjes), en dat je project ook geen risico vergroot voor de dorpsbewoners (overstroming van de rivier). Als dit wel het geval is, dan pas je je project zo goed en zo kwaad als het kan aan. Heb je al een eureka moment? Volgende keer als ik het heb over mainstreamen, weet je dan precies wat ik bedoel?


Eureka!

Na de training heb ik zelf in ieder geval wel een eureka moment. Ik vind mijn denkwijze erg logisch (met veel dank aan CARE medewerkers in NL die ook al vele uren denkwerk hierover hebben verricht). Maar de vissers zien vooral sterretjes. Het duizelt hen door de vele concepten, het gebrek aan ‘supply of English’ (da’s de lokale grap hier) en het drie dagen stil zitten op een stoel en luisteren naar academisch geschoolde types zoals ik, die nog nooit van hun leven een vis hebben gevangen (alleen ooit eens toen ik 8 was, maar ik ben nooit een serieuze visser geweest en ik geef toe dat ik ook geen held ben in het eten van vis, het is zo’n gedoe met al die graten, ingewanden, vinnen en ogen...).

Tja. Jammer van de vissers met hun sterretjes. Maar ik vind het wel een goed begin, want bij velen is er zeker wat blijven hangen , en ik ben zeker op de goede weg met mijn mainstream verhaal hier in de Filippijnen. Ik hoop dat de project medewerkers wel het licht hebben gezien, zij kunnen straks bij het planten van de mangrove, het aanleggen van ‘fish sanctuaries’ en het creeeren van artificiele koraalriffen hopelijk meedenken over de risico’s van rampen en klimaatverandering en dit meenemen in de analyse, planning en implementatie van het project. Voor mij is de volgende kans het trainen van lokale overheid uit diezelfde regio. Hopelijk hebben ze meer ‘supply of English’ en een groter vermogen om 3 dagen stil te zitten en te luisteren. Ik heb goede hoop, want gezien de productiviteit van de meeste ambtenaren hier, lijkt dat laatste mij in ieder geval geen probleem.

woensdag 1 september 2010

Boer zoekt baan

“Wist je dat ik eigenlijk boer ben? In mijn Barangay, in het noorden van Mindanao heb ik een stuk land. Daar verbouwde ik vroeger rijst.” Het is het einde van de dag, en ik ben achter mijn laptop langzaam in slaap aan het vallen in de lome middagwarmte. We zitten in een workshop in Davao om ons voedselzekerheidsproject voor de komende maanden te plannen. De man naast me, een van de project assistenten, heeft zin in een pauze en daar ben ik ook wel aan toe. Hij zit duidelijk op zijn praatstoel. Ik vraag hem waarom hij gestopt is met het verbouwen van rijst. “Dat komt door de veranderingen in het klimaat. Het is steeds droger en irrigatie is een probleem, omdat er niet genoeg water is. Het vennetje in de buurt van mijn land is zo leeg. En ook de waterpompen die we vroeger gebruikten voor irrigatie van de rijstvelden zijn opgedroogt. Er valt steeds minder regen.”

“Doe je nog wel iets met je land? Verbouw je bijvoorbeeld andere gewassen?” vraag ik hem. Dat heet tegenwoordig klimaatadaptatie, ook wel het aanpassen aan een veranderend klimaat. Hij denkt even na en schud dan zijn hoofd. “Op het moment gebruik ik mijn land niet meer, maar ik heb een tijdje knolgewassen verbouwd. Die hebben minder water nodig dan rijst. De boeren van mijn dorp en ik verbouwden bijvoorbeed cassave, blauwe yam en zoete aardappel. Maar nu ben ik geen boer meer.”

Sinds een maand is hij namelijk project assistent voor ons project en zit hij in een kantoor achter een computer. Een hele verandering voor iemand die tot voor kort op zijn blote voeten tussen de rijst stond. “Ik mis de geur van rijst die net in bloei staat. Als de wind door de rijst waait, dan ruikt het overal zo lekker...” Ik proef de heimwee in zijn stem.

Gelukkig is er voor hem een alternatief (deze baan), en kan hij zijn kennis nu voor ons project inzetten. Ook kan hij zijn 4 dochters en 2 zonen naar school sturen. Trots vertelt hij over zijn kinderen, die de beste van de klas zijn en voor de school uitkomen in regionale competities. En zelf is hij ook niet dom. Op zijn 34e heeft hij het goed voor elkaar en heeft al heel wat ervaring opgedaan. Als boer, leraar, predikant in de kerk en nu schrijft hij zijn eerste project voorstel voor een project dat een dorp gaat helpen om groente te verbouwen. Ik kijk in twee trotse en intelligente ogen, en hoop dat klimaatverandering voor hem nieuwe en betere kansen heeft gebracht.