donderdag 26 augustus 2010

Samen werken

Samen is beter dan alleen. Maar als je samen bent, dan moet je ook samen werken, coordineren, afstemmen, het werk verdelen en elkaar aanvullen waar mogelijk en nodig. Op die manier versterk je elkaar en loop je elkaar niet in de weg. In de NGO-wereld is dit dagelijkse kost. We werken samen met veel verschillende stakeholders; de dorpsbewoners, de overheid, scholen, gezondheidswerkers, het bedrijfssleven en wetenschappers.

Als ik het zo vertel, klinkt het als het perfecte project; luisteren naar en samenwerken met iedereen die belang heeft in je werk. Maar zo makkelijk is het natuurlijk niet. Want niet iedereen wil hetzelfde. Toch zijn we best goed bezig in de Filippijnen. Een project of activiteit begint altijd bij de lokale overheid en de dorpsbewoners. Wat willen ze, wat hebben ze nodig en hoe kunnen we dat in het project verder uitwerken?


De General Assembly in Himbangan

Voor de projecten in Saint Bernard bezoek ik de ‘general assembly’ van een van de barangays waar we werken. Het is een dorpsbijeenkomst waar iedereen zijn zegje kan doen. Hier introduceren we twee projecten die we gezamenlijk willen uitvoeren en elkaar goed aanvullen. De een gaat over het verminderen van risico’s op rampen, de ander zorgt ervoor dat mensen betere toegang hebben tot voedsel (en dus meer inkomen hebben, gezonder zijn en daarmee ook beter voorbereid zijn op een ramp en met de gevolgen ervan om kunnen gaan). In de general assembly kunnen mensen vragen stellen en aangeven wat ze het liefst willen doen. Ook is dit het moment dat de meest kwetsbare of armste huishoudens geselecteerd worden, zodat de juiste mensen meedoen in het project. We nodigen deze huishoudens uit om een groep te vormen en een voorstel te doen over wat ze willen verbouwen (rijst, kokosnoten, geiten, groente, vis etc). En omdat in dit gebied veel rampen voorkomen, bouwen we maatregelen in zodat de gewassen niet verpieteren in de droogte of worden weggespoeld door de regen.


Workshops voor de gemeentecommissie die verantwoordelijk is voor het geven van noodhulp

Op barangay en gemeente niveau zijn commissies actief die verantwoordelijk zijn voor de maatregelen die genomen kunnen worden om risico’s op rampen te verminderen. Dat is bij wet vastgelegd, en het project zorgt ervoor dat die commissies ook de kennis en capaciteit hebben om het werk te doen. We geven trainingen en begeleiden bij het maken van plannen voor het geval er een ramp is. Ook pleiten we voor het opnemen van maatregelen in het jaarlijkse plan en budget van de gemeente. Tijdens mijn bezoek aan Saint Bernard zit ik bij een aantal workshops, speciaal ontwikkeld op aanvraag van de commissies hier. Zo oefenen we een crisis situatie en bereiden we de mensen voor op het geven van noodhulp (bv: info over de standaard inhoud van een noodpakket: sardientjes, rijst, zout, suiker, plastic zeil, zeep) en maken we een situatie rapport over de ramp (wat is er gebeurt, waarom, wie is er betrokken, wat moeten we doen en wat is er nodig?).

Het is heel inspirerend om met vrijwilligers uit de dorpen en de overheidscommissies te werken. Ze zijn heel betrokken en dat geeft energie. Er is geen ‘sitting allowance’ zoals bij sommige projecten, de mensen zijn echt geinteresseerd en willen graag iets doen om hun dorp of gemeente te ontwikkelen. Dat blijkt wel na een 3-daagse training van dorpsvrijwilligers, gemeente werkers en leraren. Iedereen schrijft zich direct in om de omliggende dorpen te bezoeken en het verhaal verder te vertellen. Dan is het tijd voor de groepsfoto en het uitdelen van de certificaten.


Twee deelnemers aan het werk tijdens de training

Ik ga na ruim een week Saint Bernard verder richting het zuiden, via Bohol (een van de vele eilanden) naar Davao in Mindanao. Het wordt een lange en hopelijk interessante reis, met boot en bus. Goed voor het klimaat, en een mooie kans om nog meer van het land te zien! Heel erg fijn, want het is hier prachtig!


rijstvelden in Saint Bernard


Vissersboten aan de kust van Saint Bernard

woensdag 25 augustus 2010

Het veld in



In het licht van de volle maan loop ik over de smalle paadjes tussen de rijstvelden. We maken grapjes en proberen onze balans te bewaren en niet in de natte rijstvelden terecht te komen. Voor me loopt een community facilitator (een vrijwilliger van het project) en een lid van de Barangay Council (dorpsraad). We komen van de rivier, waar CARE in 2007 samen met twee dorpen een oever versterking (‘gabion’) heeft gebouwd. Jammer genoeg blijkt nu dat de gabion niet sterk genoeg was. In januari van 2008, 2009 en 2010, als de regens het hevigst zijn en de meeste overstromingen voorkomen, is de gabion ‘omgevallen’, en ligt nu op z’n kant in de rivier. Een andere gabion die we eerder vandaag bezochten heeft het wel gehouden en beschermt nu de mensen die direct naast de rivier wonen. Het concept is dus goed, maar de constructie moet verbeterd worden. Ik maak in mijn hoofd een aantekening om dit probleem aan te kaarten bij de burgemeester, hij kan de barangay missschien helpen om de gabion te versterken en te verhogen. Het project hier is gezamelijk werk van CARE, de gemeente en de dorpsgenoten.


Een van de gabions

Ik ben al een week in Saint Bernard, een van de gemeentes waar we al een aantal jaren projecten hebben, om zo mensen beter voor te bereiden op rampen en het risico te verminderen. In de verchillende dorpen (‘barangays’) zijn gabion’s gebouwd en bomen geplant om de rivier oever te beschermen. Ook zijn regen meters geinstalleerd en mensen getraint om te meten hoeveel regen er valt. Als er boven in de bergen veel regen valt in korte tijd, dan worden de mensen benedenstrooms gewaarschuwd voor mogelijke ‘flash floods’; plotselinge overstromingen. Er is een radiosysteem dat alle dorpen met elkaar verbindt en in elk dorp zijn bellen om de mensen te waarschuwen als er een overstroming is. Ook wordt met het hele dorp geoefend om te evacueren (zoals wij een brandoefening doen). Dit systeem heeft zijn dienst al bewezen. Tijdens typhoon Frank in 2008 is een waarschuwingssignaal gegeven en zijn mensen een uur voor de overstromingen geevacueerd. Alleen rijstvelden en huizen zijn beschadigd, de mensen zelf zijn ongedeerd gebleven.

Het leven in Saint Bernard is niet makkelijk. In 2006 heeft een enorme ‘landslide’ (aardverschuiving) een heel dorp weggevaagd, en meer dan 1000 mensen kwamen om. Sinds die tijd zijn een aantal NGOs, zoals CARE, actief in de regio. De meeste kwamen om noodhulp te geven en verdwenen daarna. CARE bleef om de capaciteit van de mensen te versterken zodat ze beter gewapend zijn tegen dit soort bedreigingen. De inwoners van Saint Bernard leven bijna dagelijks met gevaar; de hele regio wordt bedreigt door aardverschuivingen (door regens, maar ook door aardbevingen). Daarnaast zijn er typhoons, overstromingen, aardbevingen (Saint Bernard ligt op de zogenaamde ‘fault line’) en er is een vulkaan die kan uitbarsten. Geen pretje dus. Maar mensen kunnen ook niet zo makkelijk ergens anders heen. Hier is hun familie en hun land; hier zijn ze geboren en hier willen ze sterven.


Een huisje midden in de rijstvelden, op de achtergrond de gevolgen van de landslide

Zeven barangays zijn permanent verplaatst na de landslide in 2006, nadat een deel van de mensen zo’n 2,5 jaar in een evacuatie kamp heeft gewoond. Nu wonen mensen in kleine huisjes (10m2 voor het hele gezin, 2 onder 1 kap), zonder land om rijst of groente te verbouwen. Sommige mensen gaan overdag terug naar hun oude dorp om op hun land te werken, maar niet als het heel hard en lang regent. Wat dat betreft hebben de mensen hun lesje wel geleerd; gemiddeld heeft elk gezin zo’n 2 leden verloren in de landslide in 2006. Sommigen kunnen hun land niet meer gebruiken, omdat de landslide veel rotsen en puin heeft achter gelaten. Zij moeten ergens anders hun inkomen vandaan halen, wat niet zo makkelijk is. Het gemiddelde inkomen hier is ongeveer €20 per maand. De meeste mensen zijn boer en hebben weinig geld te besteden.


Ons vervoermiddel - je ziet het EU en CARE logo op de zitting achter in (dat heet recycelen!)

Het lijkt een uitzichtloze situatie, hier in Saint Bernard. Maar zo voelt het niet. Veel mensen zijn inventief en blijven op zoek naar werk. Ook komt er geld binnen van de ‘Filipino Overseas Workers’ die hier familie hebben wonen (al is dat niet een hele duurzame oplossing van het probleem). En natuurlijk is hier het project van CARE, dat de mensen traint om beter voorbereid te zijn op een mogelijke ramp. Er zijn veel actieve vrijwilligers en overal waar ik kom wordt er positief over de projecten gesproken. We hebben een goede reputatie en dat is fijn om te merken. Het geeft me energie om straks weer op kantoor in Manila (zonder frisse lucht, maar met aardbevingen en typhoons) na te denken over hoe we ons werk nog beter kunnen doen.

zondag 8 augustus 2010

Puur en eerlijk



Biologisch eten is gezond, lekker en ook nog eens goed voor mens en natuur. In Nederland eet ik graag biologisch. Dat is heel makkelijk nu de appie ‘puur en eerlijk’ heeft geïntroduceerd. Maar hier in de Filippijnen is er geen puur en eerlijk. Het is hier zelfs verre van puur en eerlijk voor de meeste boeren.

Ik moet toegeven dat ik nogal naïef was voordat ik hier kwam. Ik zag kleine keuterboertjes voor me, die met liefde en passie voor hun vak met de handen in de klei het onkruid aan het wieden waren, en hun smaakvolle en sappige producten op de lokale markt te koop aanboden. Producten zonder gif en zonder chemicaliën. Die droom duurde niet lang. Ik kwam er achter dat de meeste boeren volop gif spuiten, en groente en fruit hier verre van biologisch is. Het blijkt moeilijk om kleine boeren over te laten stappen naar een duurzamere teeltwijze. Het duurt zo’n 5 jaar voordat de grond ‘gewend’ is aan een andere manier van boeren, en de productie weer op hetzelfde niveau (of hoger) is. Dat betekend 5 jaar lang dus een lagere opbrengst, dat is een lange tijd voor een boer hier.

Biologisch boeren wordt niet door de overheid gestimuleerd. Investeringen zijn vooral gericht op de zogenaamde ‘cash crops’ die op grote plantages worden verbouwd en veel geld opleveren voor een paar mensen. Vanwege de hoge certificeringskosten is het krijgen van een biologisch keurmerk lastig, zeker voor de kleine boeren. En zonder dat keurmerk kan je niet zo makkelijk de prijs omhoog gooien, want hoe bewijs je dat jouw ananas echt biologisch is? En zonder die hogere prijs is het lastig overleven als je opbrengst (tijdelijk) lager is. Tja. Het verbaast me niets dat er hier maar zo’n 500 boerenbedrijven ‘officieel’ biologisch zijn (samen 3500 ha).

In de supermarkt heb ik de zoektocht naar puur en eerlijk geproduceerd voedsel opgegeven, daar zijn alleen Dole ananassen te koop. De biologische producten die ik sporadisch in de schappen vind, zijn meestal geïmporteerd, en vaak 2 keer zo duur als hun biologische broertje of zusje in de reformwinkel in Nederland. De statistieken (IFOAM) vertellen me dat de vraag naar biologische producten hier verreweg de lokale productie overstijgt. Vandaar!



Officieus zijn er veel meer biologische boeren, zo’n 6600 (samen 7700 ha). Deze boeren kunnen hun producten voor een biologische prijs kwijt op de lokale markt, zonder duur keurmerk. Een van die markten is Sidcor, een -overwegend- biologische markt waar boeren uit de regio elke zondagochtend hun waar aanbieden. Er is voor ieder wat wils: kikkers, krabvet, rijstcakejes (in het paars, roze, blauw en geel), koffie, chocolade, papaya zeep, lokale kaas en oneindig veel soorten vlees, vis, groente en fruit. Ook is er veel kant en klaar eten: rijst, barbecue spiesjes, varkenshersenen, kippenlever of gewoon ‘chocolate cake to die for’. Voldoende keus, kwaliteit en kwantiteit om elke zondag de lokale economie op een ‘puur en eerlijke’ wijze te stimuleren.

maandag 2 augustus 2010

Strand, strand & strand



Het is duidelijk tijd voor een frisse neus! Na anderhalve maand kantoor, bureau, jeepney en vooral Manila, Manila en nog eens Manila, kan ik geen gebouw meer zien en geen uitlaatgas meer ruiken. Ik wil bomen, wind, wolken, strand en zee. Dat is tenslotte ook deel van de Filippijnen, niet alleen maar deze metropool waar ik nu woon. Een oud collega van Cordaid is hier nu op dienstreis en zij heeft ook behoefte aan frisse lucht en natuurschoon. Samen besluiten we een weekendje uit te waaien in het paradijselijke Puerto Galera, zo’n 4 uur reizen met bus en ‘banca’ (lokale boot) vanaf Manila.

Puerto Galera is een oude havenstad, en betekend letterlijk ‘haven van de galjoenen’. Al vanaf de 10e eeuw is het een belangrijke haven, vanwege de veilige en beschutte ligging. De baai van Puerto Galera is omringd door witte stranden en palmbomen, en het water is helder blauw. Ook de stranden in de omgeving zijn wit, met palmen, helder water en de zee is vol met koraalriffen, vissen en felgekleurd zeeleven.



Wij slapen in een relaxed beach resort, direct aan het strand met veel palmen en ander groen. Eigenlijk is alles helemaal geweldig: het zeewater is warm (30°C) en helder, het eten is goed (pannenkoeken en vers fruit), en we zijn omgeven door prachtige bergen vol met bos en watervallen. En als je verveeld bent van het zwemmen of naar de zee staren, dan kan je je op het strand laten masseren door een van de vrouwen uit het dorp. Een duiktripje op 2 minuten varen met de banca is ook garantie voor succes. De koraalriffen zijn prachtig, en Nemo en vriendjes zijn altijd thuis om je gedag te zeggen. Ik voel me hier helemaal thuis, als een vis in het water!



Er is maar 1 nadeel... Het is regenseizoen. Dat betekend meestal ’s ochtends zon en ‘s middags regen, al is het niet zo voorspelbaar als ik het nu omschrijf. Soms is het een stortbui (varierend van een half uur tot enkele uren), een andere keer miezert het de hele dag. Van het weerbericht wordt je niet wijzer, het weer is hier erg lokaal en de voorspellingen zijn elke dag hetzelfde: 30 graden, lokaal buien met onweer. Tja, dat klopt wel.

Op zaterdag miezert het dus, met tussendoor een plensbui en in de heuvels onweer. Het is zelfs koud en we moeten een shirt aantrekken over onze bikini. Ook op de banca is het even spannend, want door de grote golven gaan we soms flink op en neer. Door dit weer is het niet druk, duidelijk niet het toeristen seizoen. Wel relaxed eigenlijk, we hebben bijna het hele strand voor ons alleen. En op zondag hebben we geluk. Het is prachtig weer, en we genieten van elk zonnestraaltje. Uiteraard zijn we zo eigenwijs ons niet in te smeren. Helaas... na een ochtendje zon zijn we net twee rode kreeften op het strand.

Mijn collega’s op het werk begrijpen mijn rode blosjes niet helemaal op maandagochtend, is ze nou de hele tijd aan het blozen, of is er iets anders aan de hand? Tja, ik hou het maar op een typisch geval van tekort aan zon in combinatie met een overdosis koppigheid. Bij deze beloof ik voortaan altijd netjes me in te smeren! Dat kan al snel: volgende week komt Bertram en gaan we terug naar Puerto Galera. Ik ben helemaal klaar voor die romantische zonsondergangen met cocktails en palmbomen aan het strand!